De Aanzegverplichting

Sinds de wet Werk en Zekerheid geldt conform art. 7:668 BW voor overeenkomsten die langer dan 6 maanden hebben geduurd de aanzegverplichting. Dit betekent dat werkgever aan werknemer minimaal een maand van te voren moet laten weten schriftelijk moet laten weten, dat de arbeidsrelatie eindigt. Doet hij dit niet dan is werkgever een boete verschuldigd voor elke dag dat hij te laat aanzegt. Dit met een maximum van één maand loon.

In de rechtspraak is al diverse keren gebleken dat de kantonrechters soms accepteren dat de aanzegging niet schriftelijk is gedaan.

De Hoge Raad heeft recent het schriftelijkheids-vereiste binnen de aanzegverplichting meer geduid. In deze casus had werkgever onomstreden een maand voor het aflopen van het tijdelijke contract aan werknemer medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per einddatum zou eindigen en dus niet verlengd zou worden. Hij deed dit echter mondeling. Naar aanleiding van deze mondelinge aanzegging was werknemer zelfs gaan solliciteren.

Werkgever beroept zich o.m. op de redelijkheid en billijkheid (lees art. 6:2 lid 2 en 6:248 lid 2 BW) ondanks dat de aanzegging niet schriftelijk is gedaan was het voor werknemer duidelijk dat de arbeidsovereenkomst eindigde. Werknemer was immers gaan solliciteren en had ook een direct aansluitende baan gevonden.

De Hoge Raad kijkt naar het doel van de wet Werk en Zekerheid alsmede naar de Memorie van Toelichting en stelt, dat: ‘gelet op de tekst van de wet en de wetsgeschiedenis lijdt het geen twijfel dat de aanzegplicht schriftelijk moet worden nagekomen. Een mondelinge aanzegging is niet voldoende, ook niet wanneer vast zou staan dat voor de werknemer duidelijk was dat de arbeidsrelatie niet wordt voortgezet en de werknemer geen nadeel heeft geleden door het niet-naleven van de schriftelijke aanzegplicht.

Verder overweegt de Hoge Raad, dat uit de tekst van art. 6:2 lid 2 en 6:248 lid 2 BW volgt dat de rechter terughoudend moet zijn met de toepassing van redelijkheid en billijkheid. Er moet sprake zijn van onaanvaardbare gevolgen.

Daarnaast stelt de Hoge Raad, dat er aan toepassing van de redelijkheid en billijkheid zware eisen gesteld moeten worden. Reeds in het algemeen moet de rechter terughoudend zijn bij de toepassing van de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid, maar als het gaat om afwijking van een regel van dwingend recht, bestaat voor honorering van een zodanig beroep nog minder ruimte. Verder moet de motivering van een dergelijk oordeel aan hoge eisen voldoen.

Concluderend: Het voorgaande betekent dat slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden een beroep op de redelijkheid en billijkheid het schriftelijkheidsvereiste terzijde zal kunnen stellen. In dit geval werd daar niet aan voldaan.

Heeft u vragen over het aanzeggen van een contract of een opzegging. Neem gerust contact op.

Mr. drs. C. van Toer